In 2005 gaf de Raad voor Cultuur een ongevraagd advies aan de overheid, om meer aandacht te geven aan mediawijsheid in de samenleving. De Raad omschreef mediawijsheid als ‘het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch, veilig en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde samenleving’ (Raad van Cultuur 2005)
Er is geen twijfel over mogelijk: we leven in een hoge gedigitaliseerde samenleving. Je hebt vast zelf één of meerder computers, laptops of iPads thuis. Er is bijna geen andere uitweg: je moet mee met de technologische ontwikkelingen in de wereld. Zo stelt de Raad van Cultuur dat iedereen mediawijs dient te zijn. Mediawijs is niet meer dan goed gebruik kunnen maken van (nieuwe) media, zoals het internet. Het is zelfs de plicht van de overheid om de burgers ‘mediawijs’ te maken. Want wanneer iemand mediawijs is, kan diegene goed functioneren in een gedigitaliseerde maatschappij.
Nieuwe media is niet meer weg te denken. Bijna iedere dag maak je er wel gebruik van. Het is daarom belangrijk dat je competent bent in het gebruik van media. Je neemt deel aan de veranderlijke maatschappij in plaats dat je kiest om dit niet te doen. De kans dat je wordt buitengesloten is dan ook gering.
In het dagelijks leven neemt nieuwe media een belangrijke rol in. Volgens ten Cate (2011) speelt techniek een belangrijke rol in de bemiddeling tussen mens en wereld en is het noodzakelijk deze relatie bloot te leggen om te kunnen bepalen op welke wijze mediawijsheid ingepast kan worden in het dagelijks leven.
Het is een actueel onderwerp: mediawijsheid. Je ziet het steeds vaker terug in de agenda’s van basisscholen, het voortgezet onderwijs, lerarenopleidingen basisonderwijs, politieke partijen en culturele instanties. In deze huidige wereld is er behoefte aan didactische informatie.
Kinderen moeten webwijs worden. Het gaat dan met name om vaardigheden die kinderen dienen te beheersen aan het einde van het basisonderwijs. Denk aan effectief zoeken, selecteren, interpreteren en het verwerken van informatie.
Vier stromingen in de mediapedagogiek
In de jaren ’60 -opkomst van de televisie- waren ouders, leraren en opvoedkundigen er met elkaar over eens: ‘Wij moeten jongeren leren omgaan met de beeldbuis. Dit vraagt om een speciale pedagogische aanpak!’ Hieruit is mediapedagogiek ontstaan. Het laat zich omschreven als: het bewust maken van kinderen van het aanbod van tv-programma’s en hen er kritisch mee leren omgaan, waardoor ze de inhoud op waarde kunnen inschatten (Nikken, 2002). Dit geldt ook voor de komst van de computer en internet. Het vereist van de kinderen dezelfde kritische houding ten opzichte van deze nieuwe media.
Uit de jaren ’70 zijn wetenschappers aan de gang gegaan en zijn tot vier stromingen binnen de mediapedagogiek gekomen.
1. Bewaarpedagogische stroming
Mensen in deze stroming zijn pessimistisch betreft de opkomst van een nieuw medium. Bewaarpedagogen zien de media als injectienaalden die gif in de tere kinderziel spuiten. Je zou haast denken dat deze gedachtegang over media veranderd zou zijn. Maar niks is minder waar. Ondanks onderzoeksgegevens die aantonen dat kinderen niet alles klakkeloos van de tv of internet overnemen, zijn er nog steeds docenten en ouders met een bewaarpedagogische visie.
2. Sociologische stroming
Wanneer je tot deze stroming behoort, dan wil je in het uiterste geval de ontvanger van de boodschap manipuleren. Als je samen met kinderen gaat analyseren waarover een programma inhoudelijk over gaat dan maak je ze weerbaar tegen eenzijdige informatie. Aanhangers van deze stroming zien in scholen plaatsen en gelegenheden om kinderen te trainen in het maken van eigen programma’s.
3. Semiologische stroming
Kinderen leren decoderen. Dat betekend dat ze tekens, symbolen en tekensystemen die in media worden gebruikt leren te ontcijferen. Semiologie is ontstaan vanuit de taalwetenschap. Het houdt zich bezig met het overdragen van beelden en de betekenissen. Kinderen leren het decoderen bij audiovisuele vorming. Het maken van een beeldverhaal is hiervan een voorbeeld. Ze leren dan beeldtaal te hanteren om hun verhaal door te kunnen geven.
4. Gedragswetenschappelijke stroming
Binnen deze stroming gaat het om het aanleren van de zogeheten ‘critical viewing skills’. Denk aan het bijbrengen van het verschil tussen fictie en non-fictie, effect van overdrijving en het herkennen van mediageweld. Het aanleren van deze kritische kijkvaardigheden zal de mening, de houding en het gedrag van kinderen alleen maar bevorderen.
Bij mediawijsheid wordt gebruik gemaakt van de kennis en de ervaringen binnen de behandelde mediapedagogische stromingen. Het nut van deze indeling is dat docenten en ouders kunnen gaan kijken tot welke stroming(en) zij behoren of aangetrokken voelen. Met deze wetenschap kunnen ze kijken naar hun eigen gedrag, kennis en mening en deze zodanig bijstellen met betrekking tot media. Als dat gebeurt, dan is er sprake van mediawijsheid.
Bronnen:
De Bas, J. (2011). Lessen in mediawijsheid: Omgaan met nieuwe media op de basisschool. ThiemeMeulenhoff: Amersfoort
ten Cate, G.D. (2011). Faculty of Humanities Theses. Universiteit Utrecht
Er is geen twijfel over mogelijk: we leven in een hoge gedigitaliseerde samenleving. Je hebt vast zelf één of meerder computers, laptops of iPads thuis. Er is bijna geen andere uitweg: je moet mee met de technologische ontwikkelingen in de wereld. Zo stelt de Raad van Cultuur dat iedereen mediawijs dient te zijn. Mediawijs is niet meer dan goed gebruik kunnen maken van (nieuwe) media, zoals het internet. Het is zelfs de plicht van de overheid om de burgers ‘mediawijs’ te maken. Want wanneer iemand mediawijs is, kan diegene goed functioneren in een gedigitaliseerde maatschappij.
Nieuwe media is niet meer weg te denken. Bijna iedere dag maak je er wel gebruik van. Het is daarom belangrijk dat je competent bent in het gebruik van media. Je neemt deel aan de veranderlijke maatschappij in plaats dat je kiest om dit niet te doen. De kans dat je wordt buitengesloten is dan ook gering.
In het dagelijks leven neemt nieuwe media een belangrijke rol in. Volgens ten Cate (2011) speelt techniek een belangrijke rol in de bemiddeling tussen mens en wereld en is het noodzakelijk deze relatie bloot te leggen om te kunnen bepalen op welke wijze mediawijsheid ingepast kan worden in het dagelijks leven.
Het is een actueel onderwerp: mediawijsheid. Je ziet het steeds vaker terug in de agenda’s van basisscholen, het voortgezet onderwijs, lerarenopleidingen basisonderwijs, politieke partijen en culturele instanties. In deze huidige wereld is er behoefte aan didactische informatie.
Kinderen moeten webwijs worden. Het gaat dan met name om vaardigheden die kinderen dienen te beheersen aan het einde van het basisonderwijs. Denk aan effectief zoeken, selecteren, interpreteren en het verwerken van informatie.
Vier stromingen in de mediapedagogiek
In de jaren ’60 -opkomst van de televisie- waren ouders, leraren en opvoedkundigen er met elkaar over eens: ‘Wij moeten jongeren leren omgaan met de beeldbuis. Dit vraagt om een speciale pedagogische aanpak!’ Hieruit is mediapedagogiek ontstaan. Het laat zich omschreven als: het bewust maken van kinderen van het aanbod van tv-programma’s en hen er kritisch mee leren omgaan, waardoor ze de inhoud op waarde kunnen inschatten (Nikken, 2002). Dit geldt ook voor de komst van de computer en internet. Het vereist van de kinderen dezelfde kritische houding ten opzichte van deze nieuwe media.
Uit de jaren ’70 zijn wetenschappers aan de gang gegaan en zijn tot vier stromingen binnen de mediapedagogiek gekomen.
1. Bewaarpedagogische stroming
Mensen in deze stroming zijn pessimistisch betreft de opkomst van een nieuw medium. Bewaarpedagogen zien de media als injectienaalden die gif in de tere kinderziel spuiten. Je zou haast denken dat deze gedachtegang over media veranderd zou zijn. Maar niks is minder waar. Ondanks onderzoeksgegevens die aantonen dat kinderen niet alles klakkeloos van de tv of internet overnemen, zijn er nog steeds docenten en ouders met een bewaarpedagogische visie.
2. Sociologische stroming
Wanneer je tot deze stroming behoort, dan wil je in het uiterste geval de ontvanger van de boodschap manipuleren. Als je samen met kinderen gaat analyseren waarover een programma inhoudelijk over gaat dan maak je ze weerbaar tegen eenzijdige informatie. Aanhangers van deze stroming zien in scholen plaatsen en gelegenheden om kinderen te trainen in het maken van eigen programma’s.
3. Semiologische stroming
Kinderen leren decoderen. Dat betekend dat ze tekens, symbolen en tekensystemen die in media worden gebruikt leren te ontcijferen. Semiologie is ontstaan vanuit de taalwetenschap. Het houdt zich bezig met het overdragen van beelden en de betekenissen. Kinderen leren het decoderen bij audiovisuele vorming. Het maken van een beeldverhaal is hiervan een voorbeeld. Ze leren dan beeldtaal te hanteren om hun verhaal door te kunnen geven.
4. Gedragswetenschappelijke stroming
Binnen deze stroming gaat het om het aanleren van de zogeheten ‘critical viewing skills’. Denk aan het bijbrengen van het verschil tussen fictie en non-fictie, effect van overdrijving en het herkennen van mediageweld. Het aanleren van deze kritische kijkvaardigheden zal de mening, de houding en het gedrag van kinderen alleen maar bevorderen.
Bij mediawijsheid wordt gebruik gemaakt van de kennis en de ervaringen binnen de behandelde mediapedagogische stromingen. Het nut van deze indeling is dat docenten en ouders kunnen gaan kijken tot welke stroming(en) zij behoren of aangetrokken voelen. Met deze wetenschap kunnen ze kijken naar hun eigen gedrag, kennis en mening en deze zodanig bijstellen met betrekking tot media. Als dat gebeurt, dan is er sprake van mediawijsheid.
Bronnen:
De Bas, J. (2011). Lessen in mediawijsheid: Omgaan met nieuwe media op de basisschool. ThiemeMeulenhoff: Amersfoort
ten Cate, G.D. (2011). Faculty of Humanities Theses. Universiteit Utrecht